Terwijl de meeste wezens die we ons als intelligent voorstellen – honden, dolfijnen, kraaien – hersenen hebben, gedijen sommige zeedieren helemaal zonder. Kwallen, zeesterren, zee-egels en anemonen bezitten niet de gecentraliseerde zenuwclusters die we hersenen noemen. Toch tonen ze opmerkelijke capaciteiten om prooien te vangen, gevaar te ontwijken en intelligent op hun wereld te reageren. Dus, ‘denken’ deze hersenloze wezens eigenlijk?
Deze vraag leidt tot een fascinerend debat onder wetenschappers over wat denken eigenlijk inhoudt. Het blijkt dat veel dieren zelfs zonder gecentraliseerde hersenen beschikken over ingewikkelde zenuwstelsels die in staat zijn tot complex gedrag.
In plaats van hersenen bezitten kwallen, zeeanemonen en aanverwante dieren diffuse zenuwnetten. Dit zijn in wezen onderling verbonden netwerken van neuronen verspreid over hun lichaam, geconcentreerd langs tentakels. Dankzij dit gedecentraliseerde netwerk kunnen deze wezens sensorische informatie verwerken en gecoördineerde reacties veroorzaken, zoals zwemmen, steken, voeden en samentrekken. Zie het als een organisme-breed sensor- en responssysteem in plaats van een gecentraliseerd commandocentrum.
Verrassend genoeg ondersteunt deze eenvoudige opzet geavanceerd leren. Onderzoekers hebben aangetoond dat de zeeanemoon associatieve herinneringen kan vormen. Ze hebben deze anemonen getraind om een onschuldige lichtflits te koppelen aan een milde elektrische schok. Uiteindelijk zorgde alleen het licht ervoor dat ze zich terugtrokken – een duidelijke indicatie van geleerde omgang. Uit een ander onderzoek bleek dat anemonen zelfs genetisch identieke buren kunnen herkennen na herhaalde interacties, waardoor hun agressieve territoriale gedrag ten opzichte van ‘familieleden’ wordt gematigd. Dit suggereert een vermogen om onderscheid te maken tussen zelf en niet-zelf.
Verder bewijs komt van dooskwallen. Experimenten toonden aan dat ze visuele aanwijzingen konden associëren met fysieke sensaties, zoals tegen voorwerpen botsen, waardoor hun navigatievaardigheden rond obstakels werden verbeterd. Sommige wetenschappers beweren zelfs dat leren kan plaatsvinden op het niveau van individuele neuronen!
Dus als deze wezens blijk geven van leervermogen en geheugen – kenmerken die vaak in verband worden gebracht met denken – moeten we ze dan als denkers beschouwen? Deze vraag dompelt ons op filosofisch terrein, omdat het ‘denken’ zelf geen universeel overeengekomen definitie heeft. Wetenschappers geven de voorkeur aan de term ‘cognitie’, die bredere informatieverwerkingsmogelijkheden omvat, zoals het herkennen van patronen, het nemen van beslissingen en het vormen van herinneringen.
Als cognitie breed wordt gedefinieerd als elke gedragsverandering die verder gaat dan basisreflexen, dan vertonen hersenloze dieren deze zeker. Complexere cognitieve vaardigheden – mogelijk gekoppeld aan bewustzijn of zelfbewustzijn – blijven echter een open vraag.
Alleen al het feit dat deze dieren honderden miljoenen jaren zonder hersenen hebben gedijen, terwijl talloze soorten met hersens zijn uitgestorven, suggereert dat hun gedecentraliseerde zenuwstelsel opmerkelijk effectief is in het aanpassen aan veranderende omgevingen. Misschien kan ‘denken’ zich manifesteren in diverse vormen die verder gaan dan ons op de mens gerichte begrip.































